Op je knieen door de supermarkt

In dit dossier bewaren we interessante artikelen die gaan over armoede. Zoals het verhaal ‘Op je knieën door de supermarkt’ van Daphne Huineman uit LINDA.112.

Op je knieën door de supermarkt

Tekst: Daphne Huineman

Vroeger ergerde Daphne Huineman zich dood als ze de zielige verhalen van bijstandsmoeders hoorde. Die vrouwen moesten niet zeuren, maar gewoon gaan werken. Nadat ze met kinderen sprak die in armoede opgroeien, veranderde ze echter radicaal van mening.

Zeer geachte minister-president,

“Armoede is echt een vertekening van de feiten. We hebben het over mensen met een laag inkomen. De indruk wordt gewekt dat er ontwikkelingshulp naartoe moet.”

Dat waren uw woorden twee jaar geleden tijdens een debat over de bezuinigingen. Vroeger was ik dat helemaal met u eens. Geërgerd zapte ik weg als er bij EenVandaag op begrafenistoon een larmoyant verhaal werd opgedist over een uitgeprocedeerde Somalische familie (we kunnen niet alle stakkers binnenlaten), of over een weduwe met zes kinderen die toch echt niet kon gaan werken (zes! hoe haal je het in je hoofd!), of een gezin dat in de schuldsanering zat (moet je maar niet voor duizenden euro’s bij Wehkamp bestellen, aardappelhoofden). Een boterham met tevredenheid, ijsbloemen op de ramen en gaan werken op je twaalfde, dat was normaal in Nederland honderd jaar geleden, en toen hoorde je niemand zeiken. Nu heeft negentig procent van de minima een tv, magnetron en mobiele telefoon. Als de wasmachine stuk is, de dekbedhoezen versleten en als ze een bril moeten, dan wordt dat van gemeentewege voor ze geregeld. Hoezo zijn die dan arm? In Caïro had ik gezinnen gezien die woonden op de graven van een kerkhof. In de Sinaï had een bedoeïenenfamilie me trots rondgeleid door hun huis, dat bestond uit een paar stokken met plastic lappen. Geef elke klagende bijstandsmoeder een weekje in de woestijn cadeau en je hoort ze nergens meer over. Dat beeld kantelde abrupt toen LINDA. me vijf jaar geleden vroeg een stuk te schrijven over het onderwerp. De dingen die ik aantrof – of niet aantrof, in één huis stond niet meer dan een bank en een tv – maar vooral de verhalen die de kinderen vertelden, waren zo schrijnend dat ik er nog steeds niet overheen ben. Ze hadden geen honger, ze hadden een huis, maar daar was dan ook zo’n beetje alles mee gezegd. Dat dit kón in Nederland. Zo dacht ook een aantal geweldige lezers van dit blad: in no time had ik een schuurtje vol spullen voor de kinderen, waaronder de door een van de geïnterviewde kinderen zo vurig gewenste schooltas van Huis Anubis. Is het nou zo erg als je geen schooltas hebt? Ja, je wordt er door je klasgenoten op aangesproken als je een plastic zak mee naar school neemt, maar belangrijker: geen schooltas betekent vaak ook geen goede winterschoenen, geen geld voor sport en niet elke dag een warme maaltijd. Dat laatste is voor maar liefst veertig procent van de kinderen die meewerkten aan het rapport Kinderen in armoede (2013) van de Kinderombudsman geen vanzelfsprekendheid. Wat u hopelijk bedoelde met uw uitspraak van twee jaar geleden, mijnheer Rutte, is dat er in Nederland geen absolute armoede bestaat. Absolute armoede is knokken dat je ook vandaag weer wat te eten hebt. In Nederland is armoede altijd relatief. ‘Armoede is een situatie waarin sprake is van onvoldoende materiele, culturele en sociale middelen, waardoor mensen zijn uitgesloten van een levensstandaard die in de samenleving waarin men woont als minimaal wordt gezien’, zo luidt de definitie van de Europese Unie. Armoede draait hier dus niet alleen om materieel gebrek, het gaat vooral om de vraag of je wel of niet kunt meedoen met de rest. In dat meedoen kun je natuurlijk enigszins doorschieten. Toen mijn dochter van negen dit voorjaar in de klas vertelde dat ze voor het eerst had geskied, ging er een golf van ontzetting door de klas: voor het éérst?! Had ik haar maar niet op een school in een Gooische villa­ wijk moeten doen. Maar in een land waar 15,7 miljoen mensen vorig jaar met vakantie gingen en waar vakantiegeld officieel deel uitmaakt van de bijstand (al gaat dat geld meestal op aan het betalen van aan­ maningen) is een weekje naar een camping of een bezoekje aan een pretpark geen idiote luxe. Dat vond ik vijf jaar geleden eerlijk gezegd niet, maar nu wel.

“Iedereen moet kunnen eten, gas en licht hebben en stromend water. En er moet financiële ruimte zijn voor minimale pleziertjes. Een bloemetje hoort erbij.”

Zo sprak minister Marga Klompé bij de invoering van de Algemene Bijstandswet in 1965. Een bloemetje hoort erbij, wat een prachtige zin. In dat licht is het krankzinnig dat er een halve eeuw vooruitgang later bijna honderdveertig Voedselbanken in dit land zijn die de toeloop niet aankunnen. Die Voedselbanken bedienen voor het grootste deel mensen met schul­den, hoor ik u al zeggen. Waar. Er zijn in dit land honderdduizenden mensen met problematische schulden, en de meesten komen de schuldsanering niet eens in omdat ze maar schulden blijven maken. Om u maar meteen alle wind uit de zeilen te nemen: de meeste mensen die bij de Voedselbank aankloppen hebben minstens één verkeerde afslag genomen in hun leven, en zijn vervolgens niet tijdig omgekeerd toen ze verdwaalden. Naar de cijfers kijkend zou je heel kort door de bocht kunnen zeggen: Nederlandse armen zijn opvallend vaak alleenstaande moeders, zónder werk en mét schulden. Maar lang niet altijd, mijnheer Rutte; het kan uiteindelijk iedereen overkomen. Eén ingrijpende gebeurtenis (echtscheiding, huiselijk geweld, ontslag, arbeidsongeschiktheid, faillissement, de aanhoudende crisis) of één fout kan je al in de ellende storten. De fout van Lot (50) is dat ze haar man heeft vertrouwd bij het regelen van de geldzaken. Helaas betaalde hij jarenlang geen hypotheek van hun miljoenenvilla, maakte hij krankzinnig hoge schulden en verstopte hij de dreigbrieven van de bank, tot de boel klapte en het huis moest worden geveild. Nu heeft ze tonnen aan schuld, want de hypotheek stond op beider naam. Inmiddels woont Lot met drie kinderen in een huurflat. Daar moet ze het na vaste lasten redden met 350 euro per maand, een paar tientjes te veel om naar de Voedselbank te kunnen. Leven met heel weinig geld lukt haar wonderwel, maar het vergt continue alertheid.

“Ik laat mijn dochter van vijftien elke dag een paar minuten douchen, maar de jongste twee gaan om de dag, die ruik je nog niet. Een was doe ik even in de droger, daarna hang ik hem op in huis, een hele droog­ beurt is te duur. En ik lig altijd op mijn knieën bij Albert Heijn, want de goedkoopste producten liggen onder.”

Tijd om naar Lidl om te fietsen heeft Lot niet, want ze heeft een full­ time baan. Op haar werk draagt ze de afdankertjes van haar oudste dochter, die al het huis uit is. Op Lots riante salaris is beslag gelegd door de deurwaarder. “Een bijstandsmoeder is beter af, want die krijgt zorgtoeslag en kindgebonden bijdrages, maar met mijn hoge brutoloon kom ik nergens voor in aanmerking. Bij de gemeente willen ze me pas terugzien als ik mijn baan opgeef. Alleen dan kan ik in de bijstand en van daaruit in de schuldsanering. Maar dat wil ik niet, want ik vind op mijn leeftijd nooit meer iets nieuws. Ik word gestraft omdat ik te fatsoenlijk ben om de bijstand in te gaan. Maar ik kan me ook niet uit mijn steeds maar oplopende hypotheekschuld werken. Ik heb dus levenslang.” Lachend voegt ze eraan toe: “Vijf jaar geleden gaven we een groot feest in ons oude huis, er kwamen honderdvijftig mensen. Ik vraag me weleens af waar die allemaal gebleven zijn.” Als het gaat om armoede is kinderen krijgen en vervolgens scheiden fataal. Ook voor uw begroting overigens: maar liefst een derde van de gescheiden vrouwen verdwijnt in de bijstand. Maar ook al blijf je wel werken na de geboorte van je kinderen, dan nog kun je in een positie van totale afhankelijkheid geraken. Vijf jaar geleden kocht Ilona (35) nog lachend Louboutins van zes­ honderd euro: “Een cadeautje voor mezelf toen ik dertig werd.” Ze had een goede baan als trainer/coach, haar vriend verdiende veel geld met zijn horecazaken. Toen die failliet gingen, liep het fout. “Hij kon de afgang niet aan en ging zwaar drinken, blowen en drugs als GHB en ketamine gebruiken. Onze dochtertjes hebben in hun eerste jaren veel ellende en geweld meegemaakt.” Er volgde een rondgang langs verschillende blijf-van-mijn-lijf- huizen ver van huis. Ilona was genoodzaakt haar baan op te geven. Toen de stormen een beetje waren geluwd raakte ze in een peilloze depressie. In die tijd maakte ze voor zo’n achtduizend euro aan schulden, waar ze nu ‘geheel terecht’ voor moet boeten. Ze zit in de bijstand en schuldsanering, maar doet haar uiterste best een nieuwe baan te vinden. Tot die tijd hebben zij en haar dochters van vijf en zes jaar zeventig euro leefgeld per week. Daar moeten ze na aftrek van vaste lasten alles van doen: eten, kleding, vervoer, extraatjes: “Een onmogelijke zaak.”

Ilona: “We eten nu al drie dagen uitsmijters als avondeten. Met ketchup bij wijze van groente. Morgen ga ik naar de Voedselbank, dan is er gelukkig weer groente en fruit. Ik hoop dat er zure appels in het pakket zitten, die vinden de meisjes het lekkerst. Zelfs bij Lidl kost één Granny Smith­appel vaak nog veertig cent. Dat is tachtig cent per dag, vier euro per week. Een pak koekjes kost ook tachtig cent, maar dan hebben ze wel een hele week een tienuurtje in hun trommeltjes.”

Bijstand, in mijn omgeving is het taboe. Maar ik weet inmiddels dat je er verdomd moeilijk van kunt rondkomen als je kinderen hebt. Gelukkig klautert twee derde van de bijstandsmoeders binnen drie jaar weer uit de armoede, hetzij dankzij werk, hetzij dankzij een nieuwe relatie. Ik zeg tegen mijn vriendinnen dat we toch geen Amerikaanse toestanden willen met straten vol daklozen, dat een deel van de bevolking door psychische kwalen, verslavingen, of algehele Tokkie­heid nu eenmaal niet of slechts af en toe in staat is voor zichzelf te zorgen, en dat dit altijd zo is geweest. Dan gapen mijn vriendinnen veelal, want om schrijver Remco Campert aan te halen: “Armoede is natuurlijk helemaal geen schande, maar het is wel vervelend om er lang naar te kijken.” Hallo, bent u er nog, meneer Rutte? Mag ik dan alstublieft nog één ding zeggen? In 2011 telden we in Nederland 1.2 miljoen mensen die op of onder het sociaal minimum leefden. Een aantal van hen kan vast iets aan hun onfortuinlijke situatie doen, maar een kwart kan dat niet: het zijn namelijk kinderen. Hebt u deze zomer het rapport Kinderen in armoede van de Kinder­ ombudsman gelezen? Wat daarin staat, breekt je hart. ‘Ik draag kapotte kleding en heb al drie jaar geen nieuwe schoenen gehad.’ ‘Bij alles wat ik doe moet ik nadenken. Bijvoorbeeld of ik als ik uit school kom en honger heb wat te eten kan pakken, of dat ik dan al mijn avondeten eet. Het arm zijn houdt je de hele dag bezig.’ ‘Nu maken we hier thuis maar grapjes dat ik geen beugel hoef te dragen,’ zegt een jongen met scheve tanden voor wie een bezoek aan de orthodontist te duur is, ‘maar eigenlijk is dit niet leuk.’ “Van de kinderen die nu arm zijn, is 93 procent dat later niet meer”, pareerde u de oppositie in het bezuinigingsdebat in 2011. U had gelijk, er is geen overtuigend wetenschappelijk bewijs dat armoede overerfbaar is in Nederland. Dat komt onder andere doordat iedereen hier toegang heeft tot behoorlijk onderwijs en goede gezondheids­ zorg. Maar een land van gelijke kansen zijn we toch niet. Er zijn heus ook voordelen: arme kinderen leren de waarde van geld beter kennen, ze gaan vaak de noodzaak van luxe spullen relativeren, ze nemen vaker een baantje, ze voelen soms een hechtere gezins­ band. Maar armoede slaat voornamelijk wonden, meneer Rutte, dat blijkt uit eindeloos veel onderzoek. Een kleine greep: arme kinderen zijn drie keer zo vaak te dik als andere kinderen. De helft van de arme kinderen wordt weleens gepest om hun kleding. Veel arme kinderen schamen zich om vriendjes mee naar huis te nemen. Wie nooit aan sport doet mist allerlei leermomenten: winnen en verliezen, omgaan met regels et cetera, dat is niet goed voor de sociale ontwikkeling. De hersenontwikkeling van arme kinderen is aantoonbaar beperkter, wegens een overdosis stress en een gebrek aan goede prikkels. En ga zo maar door. Niet kunnen meedoen is voor arme kinderen het belangrijkste pijn­ punt. “Ik vind het vervelend om thuis te zitten, terwijl mijn vrienden leuke dingen aan het doen zijn”, is een veelgehoorde uitspraak. Ouders hebben daar ook last van.

Ilona: “Als ik aan het luizenpluizen ben in de klassen van mijn dochters en ik hoor die verhalen van klas­ genootjes over een pretpark of een weekendje weg, dan kan ik wel huilen. Zelfs logeren bij oma is iets onbereikbaars, omdat ik geen geld heb voor de treinreis.”

Je schudt de behoeftigheid nooit meer helemaal van je af. Mijn moeder, die met heel weinig opgroeide in het rijke Amsterdam­Zuid, had één jurk en mocht niet naar verjaardagspartijtjes omdat ze zelf geen feestje kon geven. En het hele gezinsleven speelde zich ’s avonds onder één peertje af. Om die reden heeft ze nu dertien kledingkasten vol en doet ze bij thuiskomst alle lichten aan in haar huis met zeven kamers. En ze blijft maar doorgaan met rondrennen en werken. Want als ze de controle even loslaat, zou haar leven weer kunnen worden zoals vroeger: zorgelijk en grijs, met verlepte witlof omdat de groente­ boer daar een dubbeltje vanaf deed. Nu was er in het gezin van mijn moeder alleen maar sprake van financiële nood, maar vaak is er ook nog huiselijk geweld, ziekte, psychiatrische problemen, verslaving, een vechtscheiding of alles tegelijk. Veel meisjes krijgen daardoor depressieklachten, veel jongens vertonen grensoverschrijdend gedrag. Ilona: “Ik heb fouten gemaakt, mijn ex nog meer, maar ik vind dat mijn kinderen daarvoor wel heel zwaar worden gestraft. Dat ze niet eens een appeltje kunnen mee­ krijgen naar school.”

“De indruk wordt gewekt dat er ontwikkelingshulp naartoe moet”,

zei u twee jaar geleden licht spottend over mensen met weinig geld. Fijn dat u daarop bent teruggekomen en dit jaar twintig miljoen euro hebt uitgetrokken voor armoedebestrijding. Geweldig dat het leeuwen­ deel van die ontwikkelingshulp gaat naar gezinnen met kinderen. Maar al zou elke cent van die twintig miljoen daar ook daadwerkelijk aankomen, dan lijkt € 52,77 per arm kind me niet voldoende om de situatie te veranderen. Dat weet ook uw staatssecretaris Jetta Klijnsma van Sociale Zaken, en dus had ze het er tijdens haar armoede­-estafette vorige maand telkens over dat we ‘allemaal moesten meedoen’ in de strijd tegen armoede. De LINDA. Foundation gaat deze feestdagen duizend gezinnen in nood met een prachtig bonnenpakket een steuntje in de rug geven, met hulp van de lezers. En hopelijk volgend jaar twee­ duizend gezinnen. Ook dat is helaas niet genoeg om het tij te keren, want er zijn 379.000 arme kinderen in Nederland, en we zijn op weg naar een half miljoen. Eén op de negen leeft op of onder het sociaal wettelijk minimum, in de grote steden zelfs één op de vier à vijf. Zij lijden daar dagelijks onder en hebben een aantoonbaar somberder toekomst in het verschiet dan andere kinderen. Wij zijn toch het land van de gelijke kansen? U wilt toch dat we allemaal meedoen in deze ‘participatiemaatschappij’. Waarom niet alle expertise en krachten gebundeld en een Deltaplan bedacht om deze zondvloed te stoppen? Kinderen kunnen dat nu eenmaal niet zelf. En hun ouders vaak ook niet.

Terug naar dossier.